Seizoens liedjes

Moriaantje zo zwart als roet,

ging eens wandelen zonder hoed

Maar de zon scheen op zijn bolletje,

daarom droeg hij een parasolletje

 

**********

 

Het regent, het regent,

de pannetjes worden nat.

Er kwamen drie boerinnetjes,

die vielen op hun kinnetjes.

Het regent, het regent,

de pannetjes worden nat.

 

**********

 

In iedere kleien appel,

daar lijkt het wel een huis.

Want daarin zijn vijf kamertjes,

precies zoals bij ons thuis.

 

In ieder hokje wonen,

twee pitjes zwart en klein.

Die liggen daar te dromen,

van licht en zonneschijn.

 

Zij dromen hoe ze later,

als het kerstfeest wordt gevierd,

ook appels zullen wezen,

waar men de boom mee siert.

 

**********

 

Krokus-bolletje, krokus-bolletje.

Kom maar uit je holletje,

met je bloemetjes paars en geel,

op een korte steel

 

**********

 

Op een grote paddestoel,

rood met witte stippen.

Zat kabouter Spillebeen,

heen en weer te wippen.

Krak zei toen  de paddenstoel,

met een diepe zucht,

vlogen allebei zijn beentjes,

hoepla in de lucht.

 

**********

 

Lammeje, lammetje, lammetje,

kom maar eens over een dammetje.

Lammetje lief, lammetje klein,

wil je wel mijn vriendje zijn.

 

**********

 

Er liggen bolletjes in de grond,

te slapen, te slapen.

Er liggen bolletjes in de grond,

overal in 't rond.

Wakker worden, wakker worden,

alle vogeltjes zingen,

alle vogeltjes fluiten,

zet de bloemetjes buiten.

 

**********

 

Krokus bolletje kom eens uit je holletje,

met je bloempjes paars en geel,

op een groene steel.

Lente is weer in 't land.

winter is weer aan de kant.

Alle kinderen zijn zo blij,

want het is haast mei.

 

**********

 

We zingen een lente liedje van tralala lala.

Het is een gezellig liedje van tralalalala.

Nu gaan de bloemen weer bloeien,

en buiten loeien de koeien tralala tralala.

 

 

 

Schaapje, schaapje, heb je witte wol ?

Ja baas, ja baas, drie zakken vol.

Een voor de meester, en een voor de juf

een voor het kindje dat bibbert van de kou.

Schaapje, schaapje, heb je witte wol,

ja baas, ja baas, drie zakken vol.

 

**********

 

Herfst, herfst, wat heb je te koop ?

Duizend kilo bladeren op een hoop.

Zakken vol met wind, ja mijn kind.

Ik weet niet of jij dat aardig vind.

 

**********

 

Blaadjes val maar neer,

blaadjes val maar neer.

Het is geen zomer meer,

blaadjes val maar neer,

mmm mmm mmm.

 

**********

 

Parapluutje, parasolletje.

De een is voor de regen,

en de ander voor de zon,

pardon.

 

**********

 

Ret tet tet,

zeg hoor je mijn trompet.

Ik ben een narcis,

heel mooi geel,

ik sta daar op een lange steel.

Ret tet tet,

zeg hoor je mijn trompet.

 

**********

 

En een tulp en een narcis en een hyacint,

dag lief kind, dag lief kind.

En een tulp en een narcis en een hyacint,

dag lief kind, dag lief kind.

 

**********

 

Onder hele hoge bomen,

in een groot kabouter bos.

Staat een heel klein aardig huisje,

zomaar midden op het mos.

Ik zou daar best wel willen wonen,

maar ik ben al veel te groot,

het is gemaakt voor de kaboutertjes,

met hun jasje en mutsje rood.

 

**********

 

Dag maneer de sneeuwman,

waar kom je vandaan.

Dag meneer de sneeuwman,

blijf maar staan.

Hier is een bezem,

een sjaal en een hoed.

Dag meneer de sneeuwman,

het staat je goed.

 

**********

 

Sneeuwklokje, kling linge ling,

sneeuwklokje, kling linge ling.

Lente is gekomen,

sneeuwklokjes onder de bomen.

sneeuwklokje, kling linge ling.

 

**********

 

Eekhoon eekhoorn,

met je lange staartje.

Eekhoorn eekhoorn,

spring maar met een vaartje.

Tikke takke tonen,

roets in de bomen.